Je zit aan zo’n houten tafel in het clubgebouw, waar de geur van bier zich vermengt met die van Tjap Tjoy, en je denkt: “Het had gekund.” Maar zoals zo vaak in het leven, liep het anders. Er was geen drama, geen wraakzuchtige god, hoogstens een stelletje schakers die ineens vergat hoe winnen ook alweer ging. We begonnen het seizoen nog hoopvol. Je kent dat wel — van die dagen waarop alles lukt, je stukken soepel over het bord dansen en zelfs de koffie goed smaakt.
Maar na Fischer Z – een nederlaag die meer leek op een voorteken dan een incident – ging het zachtjes mis. En zachtjes mis is vaak het ergst. Want je merkt het pas als je halverwege van de trap bent. Tegen Caïssa 2 konden we het nog rechtzetten. ‘Als we winnen,’ zei iemand met een halfvolle mok, ‘staan we weer bovenaan.’ Maar het werd een gelijkspel. En je weet hoe dat voelt: net niet verliezen, maar ook alles kwijt.
De sfeer na afloop was bedrukt. Iedereen verwijt zichzelf iets. De een omdat hij geen winnende zet zag, de ander omdat hij überhaupt op kwam dagen. Neem Take, onze hoop op bord 2. Tegen een Pirc, gespeeld door een vriendelijke man die nog geen partij had gewonnen dit seizoen. “Dat moet lukken,” fluisterde iemand. Maar het lukte niet. Stilletjes werd hij van het bord geveegd. “Geruisloos ten onder” — dat zou op z’n grafsteen kunnen, ware het geen schaakpartij.
En Patriek dan. Begonnen als een komeet, geëindigd als een kaars in de regen. Speelde tegen een jonge gast die eruitzag alsof hij zijn moeder nog nodig had om zijn stukken op te stellen. Maar die jongen speelde scherp, won ook vorig jaar al van Han Sinke. Misschien zit er iets in zijn Spa.
Na al eerder de winst te hebben gemist kon Patriek in bovenstaande stelling bijvoorbeeld met Df6 eenvoudig winnen.
In bovenstaande stelling miste Patriek zijn laatste kans; Da4 is vrij eenvoudig…onbegrijpelijk!
Roland dan — die won. Zoals altijd eigenlijk. Stevig spel, geen fratsen, gewoon winst. Zo iemand die je graag in je team hebt, maar waar je je tegelijkertijd aan ergert omdat hij laat zien hoe simpel het kan zijn.
David ook winst. Op karakter, zeggen ze dan. Zijn geheim: niet voorbereiden, vroeg naar bed en goed eten. Of was het andersom?
En Aran dan, die weer tegen Bottema speelde — een ambtenaar waar je geen hekel aan kunt hebben, een zeldzaamheid. Ze kwamen niet tot de kern. Een partij die tussen de regels bleef steken. Remise, met een zucht.
“Het beste is nu te spelen 26.c4 Pxb4 27.Txb4 Lxb4 28.Pd7 Tfd8 29.Pxf6+ gxf6 30.Dh7+ Kf8 31.Txe6! fxe6 32.Dxh6+ Ke8 33.Dxf6 en zwart is weerloos tegen de witte slopers, zoals mijn schaakvriend Albert Blees dit soort lopers placht te noemen”. Aldus Aran.
De partij van Niels was een juweel, zeggen de kenners. Tegen een FM, met een kwaliteit minder, maar met vuur en gevoel. Elke keer dat je keek, stond het anders. Uiteindelijk won hij. Zo’n overwinning waar je even stil van wordt.
En toen kwam Joris. Een partij met kansen, fouten, hoop, wanhoop — als een roman van Couperus, maar dan zonder de mooie zinnen. Hij stond gewonnen, verloor, stond verloren, kreeg een remiseaanbod — en miste de winst. Je zag hem daar zitten, het hoofd in de handen, als een dichter die zijn rijm kwijt is.
In bovenstaande stelling was Dh3 direct winnend. Joris dacht in tijdnood dat hij nog terug kon slaan op b6 maar miste dat wit dan de diagonaal g1-a7 controleerd. Waardering van -5.8 naar -0.3..
De laatste zet van wit was Kf2, een blunder! Na Kh2-Th8+ had de stelling ook kunnen ontstaan maar dan heeft zwart geen Pxd6. Deze zet werd gemist en de zetten werden herhaald. Na Pxd6 kan wit direct opgeven.
Jan tenslotte. “Gewoon remise spelen,” hadden we gezegd. Maar Jan is een vrije geest. Een beetje manouvreerwerk, wat gekke zetten, en toen was het stuk weg. En met dat stuk, de wedstrijd. En de promotie.
Probeer bovenstaande maar te verliezen met wit aan zet..
Nu zitten we in een café. Niet met z’n allen — dat zou te pijnlijk zijn — maar verspreid over de stad. Hier en daar een biertje, een diepe zucht, een fluistering van “wat als.”
De slotronde komt eraan. Misschien gebeurt er een wonder. Misschien ook niet. Maar één ding is zeker: we zullen weer spelen. Niet omdat we moeten, maar omdat het niet anders kan.