
Hans Marius Koopal, geboren op 15 augustus 1920 te Amsterdam. Hij woonde met zijn ouders Willem en Marianne en zijn oudere broer Stefaan aan de Zuider Amstellaan 200 1hg in Amsterdam Zuid, de laan die nu bekend staat als de Rooseveltlaan. Hans werd junioreslid van VAS in 1937 en speelde voor zijn leeftijd zeer sterk. Hij was van beroep kantoorbediende.
Waar veel van ‘de 36’ worden gedeporteerd en vermoord in vernietigingskampen in Duitsland, Oostenrijk of Polen, is het verhaal van Hans Koopal anders. Hij ontvlucht Amsterdam in april 1942 om aan de deportaties te ontkomen, duikt onder in Oldebroek, wisselt van onderduikadres en wordt bij een razzia opgepakt. Bij een vergeldingsactie wordt hij in Zwolle gefusilleerd. Zowel in Zwolle als in Westerbork zijn gedenkstenen te vinden voor Hans.
Het verhaal is als volgt (bron): Hij vindt in april 1942 onderdak bij de weduwe Grietje van der Linde-Flier, een zuster van Hendrikje Blaauw-Flier, die aan het Westereinde in Oldebroek woonde met haar zoons Henk en Gerrit. Behalve Hans was bij de familie Van der Linde ook Jeanne ondergedoken. Zij had een vervalst persoonsbewijs onder de naam Lennie van de Velde.
Jeanne en Hans waren helemaal geïntegreerd in het gezin. Zij hielpen mee met allerlei werk op de boerderij, o.a. met het oogsten. Af en toe sliepen ze in een voormalige bietenkuil, die ingericht was als noodslaapplaats. Door het toenemend aantal razzia’s in de omgeving groeide het gevoel van onveiligheid en besloten ze in april 1944 om naar elders te gaan. Door bemiddeling van een evangelist ging Jeanne naar een ander onderduikadres in Zwolle, terwijl Hans onderdak vond bij de familie Tensen in de buurtschap Haerst aan de noordkant van Zwolle. Hans werd na een razzia in Haerst op 30 september 1944 door de Duitsers opgepakt en gevangen gezet op het politiebureau in Zwolle. Tegelijk met hem werden twee zonen uit het gezin Tensen opgepakt en eveneens opgesloten.
Enkele dagen later, op 3 oktober 1944, de dag van de grote razzia’s in de omgeving van Zwolle, werd Hans Koopal door een Zwolse politieman uit zijn cel gehaald. Het tweetal ging te voet naar het gebouw van de Grüne Polizei aan de Potgietersingel, waar Hans bij de andere vijf daar inmiddels aangekomen gevangenen werd gevoegd.
Om nooit duidelijk geworden redenen werd laat in de avond het besluit genomen de gevangenen ter dood te brengen. Tijdens een verhoor kort na de bevrijding verklaarde Hans Albin Rauter, generaal-commissaris van de Waffen SS en Polizei dat dit besluit in strijd is geweest met de toenmalige Duitse voorschriften.
ln het gebouw aan de Potgietersingel werd direct besloten een executiepeloton te vormen, bestaande uit tien militairen die gelegerd waren in de Oranjeschool aan de Jufferenwal in Zwolle. Polizeimeister Stock voerde het bevel over de groep, bijgestaan door Zugwachtmeister Sepke. De twee Duitsers, die tussen de 35 en 45 jaar oud waren, kregen steun van acht soldaten van Hollandse komaf die zich vrijwillig hadden gemeld voor dienst in het Duitse leger. Zij kwamen uit alle delen van Nederland. Twee van hen hadden al aan het Oostfront gevochten en stonden bekend als fanatiekelingen. Een van de acht Nederlanders was een Zwollenaar, die de dag ervoor 35 jaar was geworden. Hij was korporaal bij de Militaire Politie te Amsterdam en had zich gemeld bij de NSB, de Duitsgezinde Nationaal Socialistische Beweging. Na enkele omzwervingen was hij in september 1944 in Zwolle terechtgekomen en ingedeeld bij een Sonderkommando van de Grüne Polizei. Als Zwollenaar wist hij een goede plek voor een onopvallende executie: “Het Engelse Werk”, een park in het zuidelijk stadsdeel, gelegen tussen de oude brug over de IJssel en de spoorlijn.
Laatste tocht
Het executiepeloton kreeg bevel zich gereed te maken en nadat alle militairen met pistool en karabijn bewapend waren, gingen ze van de Oranjeschool naar het pand aan de Potgietersingel. De gevangenen werden naar buiten geleid en kregen elk een touw om de pols, waarvan het vrije uiteinde werd vastgemaakt aan een bewaker. De groep werd in colonne opgesteld. Aan het hoofd stonden de twee bevelvoerders en ook aan het eind van de groep stonden twee militairen. De drie joden en de drie jonge werkontduikers stonden daartussen, elk vastgekoppeld aan een begeleider. Langzaam zette de colonne zich in beweging. De soldaat uit Zwolle wees de weg.
Het was stil op straat, want zonder ‘Ausweis’ mocht niemand op dat tijdstip op straat zijn. Aan ontsnappen viel niet te denken. De gevangenen werden ruw behandeld en geslagen met helm en karabijn. Vooral de joodse mannen moesten het ontgelden.
Via de Veeralle liep het groepje naar de Ruiterlaan. Hoewel het al middernacht was, was er een heldere maan en het was dus niet moeilijk om de weg in het donker te vinden. Aan het eind van de laan was inmiddels een Duitse vrachtwagen aangekomen. Uit de laadruimte werden enkele schoppen gepakt, waarna de sinistere tocht vervolgd werd over een zandpaadje, het donkere bos in. Bij de ingang van het plantsoen stond een bordje met het opschrift: “Verboden voor joden”.
Geen genade
Bij een heuvel bij een daar aanwezige kruitkelder werd halt gehouden. Enkele gevangenen kregen een schop in de handen geduwd en werden gedwongen hun eigen graf te graven: drie graven voor zes personen. Een van de gevangenen smeekte om genade en een ander verzocht te mogen bidden. Aan genade viel echter niet te denken en voor een gebed werd geen gelegenheid gegeven. Daarop maakte Eva Schnell de polizeimeister Stock erop attent dat haar een goede behandeling beloofd was. Zij kreeg als antwoord een schot door de borst en viel in de kuil die twee onderduikers aan het graven waren. Vervolgens werden ook de anderen doodgeschoten. Hans Koopal deed nog een poging om te vluchten, doch ook hij werd beschoten en, toen dat niet fataal bleek, daarna vermoord. De soldaten vulden de graven met aarde, liepen naar de gereedstaande vrachtwagen en keerden terug naar hun verblijfplaats in Zwolle. Aan het gebeurde werd geen ruchtbaarheid gegeven.
Een lugubere vondst
Op 13 februari 1945, ruim drie maanden na de gruwelijke executie, kreeg een veldwachter in Westenholte een telefonische melding dat een spitter van de Organisation TODT bij graafwerkzaamheden in “Het Engelse Werk” op een stoffelijk overschot was gestoten. De veldwachter lichtte op zijn beurt de Duitse autoriteiten in. De gewaarschuwde Duitsers wisten van niets en stelden, begeleid door een Nederlandse rechercheur, ter plekke een onderzoek in. Al gauw stuitten zij op de zes lichamen, die vervolgens werden gekist en overgebracht naar het lijkenhuisje van de begraafplaats Voorst in Westenholte.
Naar Kamp Westerbork
Toen de volgende morgen het bericht over de lugubere vondst rondging, rook de SD lont. Men liet het lijkenhuisje verzegelen en enkele dagen later werden de kisten op een Duitse vrachtwagen geplaatst voor transport naar Westerbork. De lokale commandant, Obersturmbannfuhrer Kolitz, zag geen mogelijkheden om zich in Zwolle van de lijken te ontdoen. Hij gaf daarom aan een Sturmscharführer van de Sicherheitspolizei in Zwolle de opdracht om de stoffelijke overschotten over te brengen naar Kamp Westerbork om ze daar te laten cremeren.
De commandant van het Kamp Westerbork, Alfred Konrad Gemmeke, liet bij aankomst van het bijzondere transport echter weten dat er in het kamp geen brandstof meer was om die opdracht uit te voeren. Vervolgens werden de zes slachtoffers op 17 februari 1945 op de hei in de buurt van het kamp voor de tweede keer begraven.
Laatste rustplaats
Op 13 mei 1945, een maand na de bevrijding van Kamp Westerbork, liep er een wandelaar op de heide in de nabijheid van het Kamp Westerbork. Zijn aandacht werd getrokken door een strook omwoelde, licht begroeide grond van ongeveer zes bij drie meter. Hij kreeg argwaan en waarschuwde de autoriteiten in Westerbork. Men ging op onderzoek uit en na enig graven werden op twee meter diepte de overschotten van zes mensen aangetroffen.
Er werd een patholoog-anatoom ingeschakeld om sectie op de lichamen te verrichten. Op een van de lichamen werden foto”s ontdekt, die naar Oldebroek leidden. Na publicatie in de pers meldde zich dominee Veening, die vervolgens werd ingeschakeld bij de lijkschouwing. Veening herkende Bakker en Koom aan hun kleding en aan het adres van de verloofde van Kees Bakker dat in het bijbeltje stond dat hij bij zich had.
Militairen van het Canadese leger brachten de lichamen van Comelis Bakker en Jacob Koom in loden kisten naar Texel, vanwaar zij afkomstig waren. De beide jongens werden met militaire eer begraven op de begraafplaats van Texel. Albert Brouwer werd begraven in zijn woonplaats Meppel. Van de joden konden op dat moment geen familieleden worden gevonden. De familie van Hans heeft de oorlog niet overleefd. Zijn ouders werden vermoord in Sobidor in 1943, zijn broer Stefaan en diens vrouw Ruth in Auschwitz in 1942.
De stoffelijke overschotten van Alfred Schnell, zijn vrouw Eva Schnell-Jolowicz en Hans Marius Koopal kregen hun laatste rustplaats op de algemene begraafplaats van Westerbork. Op het moment waarop de begrafenis in Westerbork plaatsvond, was nog niet bekend waar en wanneer zij vermoord waren. Op de stenen werden daarom vermoedelijke overlijdensdata vermeld. Op de steen van Koopal staat als overlijdensdatum 30 september 1944, de dag waarop hij werd opgepakt en men niets meer van hem hoorde. Bij het echtpaar Schnell staat op de steen, naast de bondige omschrijving “Eén in leven en sterven” de maand november 1944 vermeld, terwijl ook dat niet juist is. Elk jaar op 4 mei is er een herdenkingsbijeenkomst bij de gedenkstenen te Westerbork.
Bronnen: Partij verloren… Gedenkboek ter herinnering aan de schakers in Nederland, die tijdens de bezetting zijn omgekomen. (Eggink & Schelfhout) | Joods Monument | Oorlogsbronnen | Monument Zwolle – Het Engelse Werk | Zwolle in Beeld
Terug naar overzichtspagina
Er wordt gebruik gemaakt van diverse bronnen bij het opstellen van de artikelen over de 36, zoals de cartotheek en het boek ‘Partij Verloren’. Indien er aanvullingen of correcties op de betreffende artikelen zijn, neem dan contact met mij op via lode.broekman@gmail.com.